Afkoeling van de smeltlijm

Het smeltlijmproces bestaat uit een tweevoudige wissel van de aggregaatstoestand: van vast naar vloeibaar en terug naar vast. In vloeibare toestand worden de substraten bijeengevoegd (gekleefd). Wat gebeurt er met de lijm tijdens de wissel van vloeibaar naar vast?

Het afkoelingsproces

De vloeibare lijm wordt uit de verwarmde tank via een verwarmde slang naar een verwarmde lijmkop geleid. Door contact maar ook zonder contact wordt de smeltlijm op het eerste substraat aangebracht. Na de applicatie moeten de klevende substraten binnen het tijdsvenster worden samengevoegd zodat ook het tweede substraat voldoende met de lijm kan worden vervlochten.

Door de afkoeling onder de stollingstemperatuur wordt een blijvende verbinding tussen de substraten tot stand gebracht. Het afkoelingsproces verloopt relatief snel zodat de smeltlijm een zeer korte hardingstijd heeft. Een uitzondering vormen de PSA-lijmen die niet verharden.

Het harden van de lijm gebeurt bij een temperatuur die verschilt afhankelijk van het type lijm. Het afkoelingsproces begint onmiddellijk na het verlaten van de nozzle en zet zich na het aanbrengen op het eerste te lijmen deel versterkt verder.

De afkoeling gebeurt door:

  • Warmteafgifte aan de omgeving
  • Warmtegeleiding in de samengevoegde delen
  • Convectie (Warmtestroming)

Smeltlijm die door middel van spuiten wordt aangebracht koelt sneller af dan lijn die in rupsvorm wordt aangebracht. In principe geldt: Hoe “dikker” de rups, hoe langer de lijm “kleverig” blijft.

De afkoeling van de lijm wordt eveneens beïnvloed door de temperatuur en de warmtegeleidingscapaciteit van het substraat. Ook de voorverwarming van het substraat verlengt of stabiliseert het tijdsvenster.

Welke lijm voor uw productieproces het best geschikt is, bepalen wij aan de hand van testen in ons eigen labo en door zorgvuldig advies van uw BÜHNEN-medewerker ter plaatse.